Lange tijd figureerde in mijn ochtendkrant een rubriek waarin moeilijke woorden uit de vergetelheid werden gered. Ooit was dat het geval met ‘obsoleet’, een woord waaraan ik dierbare herinneringen heb. Toen ik nog jong en tot anarchie geneigd was, riep ik in een commissie Ritualen van mijn loge eens uit: “Hoe obsoleter hoe beter!”, en ook nu vind ik nog dat ritualen extra gaan flonkeren van archaïsch taalgebruik.
Het obsolete van onze rituelen is niet alleen een studentikoze kreet of een recept voor de ondergang, maar ook een toverwoord als medicijn tegen de waan van de dag, in de vorm van eindeloze prietpraat in ‘podcasts’, ‘het ‘cancelen’ van tegendraadse meningen, ‘wokisme’ van wouldbe wakkere betweters, de complottheorieën van ‘rancunemenschen’ die hun nietigheid niet kunnen verkroppen, en de geestdodende oud-Hollandse boodschap ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Als er íets was dat de eerste speculatieve vrijmetselaren bewoog, dan was het een verlangen mensen op te tillen uit de kerkers van de traditie. Voor hen geen voetstoots aanvaarde geloofsartikelen, geen ‘idées reçus’ over een godgegeven politiek bestel, geen blinde onderwerping aan een onrechtvaardige status quo, aan ‘zo hoort het’ en ‘zo hebben we het nu eenmaal afgesproken’.
In de rubriek ‘Moeilijk maar mooi’ had ik ook graag eens ‘interobediëntieel’ gezien, omdat ik daarin zo majesteitelijk dat ‘Center of union’ zie opdoemen uit de arcadische vrijmetselarij. (Het lijkt me overigens niet ondenkbaar dat dat laatste woord over een halve eeuw of minder kan figureren in een rubriek met obsolete taalcuriositeiten…)
De geschiedenis dendert door, ook al proberen conservatieve vrijmetselaren haar een halt toe te roepen in hun hermetisch gesloten heiligdom van tradities. Was de loge niet juist bedoeld als speeltuin van ideeën voor een beter menszijn? En kan ze daar in deze uitdagende tijd niet een nieuwe draai aan geven? Een inspirerende aanzet daartoe levert het boek ‘Regels voor robots. Ethiek in tijden van AI’ van Katleen Gabriels. Over de snel groeiende aanwezigheid van AI in ons dagelijks leven schrijft ze: “De zoekmachine van Google, Alexa van Amazon Echo, stofzuigerrobots, chatbots die therapeutische gesprekken voeren, we kunnen zelfs morele beslissingen aan algoritmen uitbesteden. Maar, welke beslissingen delegeren we aan machines en welke liever niet? Ethische vragen over ontwerp moeten gesteld worden v””r en tijdens het ontwerpproces. Innovatie gaat immers ook om het (h)erkennen van de morele keuzes die de technologie in zich draagt en daar bewust mee omspringen.” Zelf ben ik onvermoeibare voorvechter van het materialisme; Aristoteles de empiricus lijkt mij verre de meerdere van Plato met zijn hersenkronkel dat er eerst een idee moet zijn voordat er zoiets als werkelijkheid kan ontstaan. Ik beschouw het idealisme simpelweg als een emanatie van neuronen, synapses, zenuwen en klieren, en dat is minder mechanistisch dan het lijkt: er is nog geen robot met AI die ook maar in de buurt komt van de complexiteit van dat lichaam en wat het vermag aan zelftranscendentie.
Dat vrijmetselaren nog steeds goede bedoelingen hebben, mag als vanzelfsprekend aangenomen worden. Maar hébben ze die wel altijd? De moed zonk mij de laatste jaren in de schoenen als er weer eens een conflict ontbrandde in een loge, over kwesties die geen naam mogen gebben in het licht van de eeuwigheid, en die het publieke beeld van vrijmetselarij er niet mooier op maken. Rechtheid in de leer, hiërarchisch hanengedrag, verdachtmakingen in de privésfeer, dat soort menselijks zou ons toch vreemd moeten zijn? In Vlaamse loges word ik altijd van harte broederlijk – en zusterlijk, waar van toepassing – ontvangen, ook als ze niet tot de klein bezette Reguliere Grootloge van België behoren. Wat zou het toch fijn zijn als er van reciprociteit sprake was, en Belgische broeders en zusters in Nederlandse loges maçonniek verwelkomd zouden worden. Zelfs de orthodoxen onder ons zouden de visiteuren en visitrices met ‘broeder’ en ‘zuster’ kunnen aanspreken, want die termen worden ook buiten de vrijmetselarij metaforisch gebruikt.
Ja, natuurlijk verdient in deze periode van transitie op velerlei gebied ook de ‘gender’-correcte taal een plek in de loge-ritualistiek… Wat die veelbetekenende puntjes aangeven, mag de lezer m/v uitmaken.