De loge, een plek waar vredelievende en gezagsgetrouwe mensen, ver van politiek en religie, universele vriendschap nastreven, biedt een schuilplaats ten aanzien van de veelvoudige uitdagingen van polarisatie. Als deze uitspraak algemeen erkend zou worden, dan had onze orde al driehonderd jaar antwoorden op vele vragen en conflicten kunnen bieden, wat tot universeel aanzien zou leiden. Dat is echter niet het geval. Laten we daar een verklaring voor zoeken, en wellicht vinden we antwoorden.
Vrijmetselarij is geen religie maar…
Vrijmetselarij is, zeker voor de vrijmetselaar, geen religie. Of deze stelling voor elke buitenstaander even duidelijk is, moet toch worden bekeken. De vrijmetselarij heeft inderdaad een aantal praktijken overgenomen die, zeker in de westerse en christelijke cultuur, herkenbaar religieus zijn. Geloofsregels horen daar niet bij, zelfs niet als de eis of de verwachting om te geloven voorafgaand aan de toetreding wordt gesteld. Evenmin het begrip eredienst, zelfs al leunt de formulering ’ter ere van de Opperbouwmeester des Heelals’ daar dicht tegenaan. De verwachting vrij en eerlijk te zijn bij de opname en dat nadien ook te blijven, kan bezwaarlijk vergeleken worden met de vele gedragsregels eigen aan een religie.
Rituelen als begripsvorming in de loge
Het inzetten van rituelen, het hanteren van begrippen als ritus en rituaal, leidt wel eens tot discussies, zeker bij degenen die vertrouwd zijn met of opgegroeid zijn in de katholieke traditie, waarin rituelen een belangrijkere plaats innemen dan in de protestantse. Waar rituelen zoal toe dienen, om bescherming af te roepen, om steun te verkrijgen van een geest of het opperwezen, hoeft hier geen uitweiding; andere auteurs kennen dat domein beter. Wat me wel bezighoudt is hoe vrijmetselaars nalaten hun rituelen analytisch te bekijken. Vormelijk zijn zij rituelen – bij herhaling gebruikte gebaren en woorden die passen bij bepaalde passages in ons samenkomen -, inhoudelijk hebben zij geen relatie met het religieuze. Ons openingsrituaal is een in rituele vorm gegoten proces dat in een profane vergadering overeenkomt met de vraag of alle aanwezigen wel genodigd zijn, wat de rolverdeling is, wat de agenda is, en of de gesprekken kunnen beginnen. Deze lezing is geen banalisering van het ritueel, want hoewel de werkwijze seculier is, bereikt ze wel een spiritueel effect: de geleidelijke vervreemding van de buitenwereld en het scheppen van een bijzondere intimiteit onder de aanwezigen.
Dat trof me nog het meest bij de eerste bijeenkomst na mijn inwijdingsplechtigheid: de functionaliteit van het op de plechtigheid volgende afsluitingsritueel werd me pas duidelijk na de eerste beleving van het openen van mijn eerste logebijeenkomst. (Een suggestie om daar aandacht aan te besteden?)
De loge is vol met vrije mensen van goede naam
Ook onze andere rituelen hebben die seculiere inhoud: de zoektocht naar het licht, het verwerven en verwerken van de bouwsymboliek, en de gemeenschappelijke bouw aan de tempel. Voor de vrijmetselaar die dit leest, zit daar niets nieuws in, maar zetten wij ons ook in om de buitenwereld te overtuigen van het seculiere, pedagogische karakter en dat het niet gaat om een surrogaatreligie, een light versie, of erger nog, een ridiculiserende versie van een godsdienstig rituaal.
Wat zijn dan die vrijmetselaars? Vrijmetselaars zijn “vrije mensen van goede naam van verschillende gezindte die, dankzij de vrijmetselarij, samenkomen om ware vriendschappelijke banden te sluiten”; dat is al driehonderd jaar zo, en het klinkt zo eenvoudig dat het haast onbegrijpelijk is dat de vrijmetselarij zo weinig leden telt. Is het dan niet eenvoudig? De constructie van het inwijdingsritueel bevestigt de idealistische, ook idyllische, kijk op de vrijmetselarij: de nieuweling verlaat het rumoer en de chaos van de buitenwereld om in een liefde- en vredevolle wereld aan te komen, waar hij met open armen ontvangen wordt, met als achtergrond wellicht een flard muziek van Mozart of Beethovens ‘Pastorale’. De formele belofte, de instructie en een vreemd aandoende afsluiting doen daar niets aan af, integendeel, het gedeelde maal en de speeches bevestigen dat alleen maar: jonge vrijmetselaar, je zit eindelijk goed!
Reizen door de lgoe
Juist die opbouw van de reizen heeft me geholpen met het inzicht waarom onze werkelijkheid toch helemaal anders is, waarom zo weinig mensen de toegang vinden, waarom zoveel nieuwe leden na relatief korte tijd, heel dikwijls na hun meesterverheffing, soms vroeger, de werkzaamheden dekken en die rommelige buitenwereld met zijn verfoeide polarisatie verkiezen. Die versie van de reizen mag dan al oud zijn, een oudere – ik weet zelfs niet hoe lang en wanneer precies zij gebruikt werd – ziet ons vrijmetselaar worden anders. Een tekst uit 1774 uitgaande van een efemere Grande Loge de France kent een andere volgorde: de kandidaat wordt in stilte ontvangen en zijn opname gebeurt na een tweede en derde rumoerige reizen die hem erop wijzen dat van een vrijmetselaar wel een inzet verwacht wordt.
Heeft de brug een overkant?
Een vrij en eerlijk mens zijn en vriendschap vormen de hoekstenen van onze broederschap, en zij krijgen veel aandacht bij ons oordeel bij het aantreden van een kandidaat; zij worden te vanzelfsprekend later. Met die eerlijkheid valt het eerder mee, ook al omdat de criteria duidelijk zijn; zij waren dat al drie eeuwen geleden in hoofdstuk ll en in de finale. Hoe gaan we met die vrijheid om? Biedt de broederschap voldoende ruimte om iets uit te spreken wat buiten te risicovol wordt geacht, of verkiezen wij onze tong maar achter de tanden te houden? Maar wat heb ik dan aan broederschap als ik er het vrije spreken voor moet opgeven? Is dat vrij spreken het waard de broederschap te kwetsen?
De nog jonge moderne vrijmetselarij bracht bewust mensen samen met verschillende overtuigingen, en wij zien haar graag als een bekroning van het einde van de godsdiensttwisten. Een vergelijking met vandaag is zinloos, niet zozeer vanwege de meningsverschillen, maar wel vanwege de manier waarop die toen en vandaag worden geuit. Het begin van de achttiende eeuw was ook behoorlijk gepolariseerd: het verenigingsleven begon te seculariseren, maar de kerken, Rome voorop, bleven zich verzetten; de Vrede van Utrecht had een einde gemaakt aan de godsdienstoorlogen, maar nieuwe conflicten gerelateerd aan koloniale expansie doken op. Het jonge Verenigd Koninkrijk trachtte zijn interne spanningen te beheersen met afspraken (waaraan tot voor enkele weken, dagen, herinnerd werd in de opvolging van de koningin), deïsten, theïsten, trinitariërs, voor- en tegenstanders van Spinoza bestookten elkaar met pamfletten en voordrachten… Maar velen ontmoetten elkaar in de loges.
Geen ontsnapping aan polarisatie, ook niet in de loge
Vandaag ontsnapt nauwelijks een onderwerp aan polarisatie; er is zelfs polarisatie over de polarisatie: wat is woke, bestaat het? Wat is nu dekolonisering, bestaat het, is het relevant? Wat is precies ‘cancelling’, gebeurt het echt? Die polarisatie heeft ook wat meer vorm en inhoud, de toon waarop je een mening geeft, de stelling die je uitdraagt. Nieuw is ook dat een banaal onderwerp door polariserende retoriek naar een polariserende inhoud kan verschuiven; flinke kritiek op een kunstwerk leidt naar het verwijt van racisme. Niet zo meteen herkenbaar is dat binnen die polarisatie – op zich in tegenspraak met de vrijmetselarij – opvattingen circuleren over vrijheid, de rol van de macht, de verwijzing naar elites, tribalisme, die de vrijmetselarij reeds eerder in zijn beoefening en bestaan hebben bedreigd.
Brugfunctie vanzelfsprekend?
Het is moeilijk te denken dat vrijmetselaars van vandaag afgeschermd leven van die trend; zij blijven actuele burgers en de werking van onze rituelen als afweer tegen bekommernissen, soms ergernissen, van de buitenwereld is beperkt. Bovendien is de polarisatie die wij beleven veel complexer, vooral in haar gelaagdheid: naar kleur, geloof, cultuur, opleiding, leeftijd… Het is dan ook de vraag of de brugfunctie van de loge wel zo vanzelfsprekend is. Als de brug toelaat uit de polarisatie te stappen, wat biedt zij aan de andere zijde? Hoe verwijdert zij de ballast die de werking van de polarisatie op ons ik heeft gestapeld?
Volstaat de beschouwelijke stilte daartoe, of helpt de vrijheid die voorbij de tempelpoort wordt geboden bij het bespreken van wat polarisatie met ons, met mij en mijn andere broeder of zuster, doet?