Skip to main content

Internationaal gelauwerd toneeldirecteur Ivo van Hove in de Volkskrant in een ver verleden: “Met mijn team wil ik (…) het meest avontuurlijke, innovatieve, exclusieve en persoonlijke theater voor een zo groot mogelijk publiek maken. Theater op het scherpst van de snede, theater dat niet wil behagen, maar wil bekoren.” En in mijn oren klinkt de echo van die kunstenaars uit het spiritueel theater die drie eeuwen geleden met een performance kwamen die hun loges tot onweerstaanbare toevluchtsoorden maakten voor vrijgevochten denkers.

Waar zijn ze gebleven, de mannen en vrouwen die met hun levenskunst tonen wat onze koninklijke kunst in het echte leven vermag, in plaats van er geleerde verhandelingen over te schrijven, er museale reclame voor te maken of er marketingplannen op los te laten? Het lijkt wel of in de maçonnieke wereld het ene doemscenario het andere probeert te overtreffen in naargeestigheid. Ook lijkt internationaal en in onze contreien de collectie vlijmscherpe, diepgravende en glasheldere analyses van het probleem waarvoor de vrijmetselarij staat, exponentieel te groeien. Niet zo gek dat nogal wat jonge vrijmetselaren zich afvragen waar ze aan begonnen zijn en of ze daar wel mee door moeten gaan. Zonder twijfel verschijnen er in 2017 bij de viering van het 300-jarig bestaan van de ‘officiële’ vrijmetselarij weer vele beschouwingen in boeken en bladen waarin de grootsheid van de maçonnieke historie bijgezet wordt. Hoe goed wij waren toen vrijmetselarij nog jong en fris was – dat was al vóór het oprichtingsjaar van de Londense grootloge het geval -, dat weten we nu wel. Maar hoe we het licht van de loge voor de homo digitalis aanstekelijk kunnen laten branden?

Durven

Kunnen – of durven – Vlamingen beter hardop dromen dan Nederlanders? Ivo van Hove is van afkomst Vlaams, al heeft hij in Nederland zijn grote naam als toneelregisseur opgebouwd als directeur van Toneelgroep Amsterdam. Zijn landgenoot Serge Coopman wist op een Studiedag van Ritus en Tempelbouw op verwante wijze zijn gehoor op te tillen naar de meest ijle regionen van het sublieme in de kunst. In een mail aan geestverwanten hield hij onlangs opnieuw een pleidooi voor geestverruimend vrijmetselaarschap. “Wie het slagveld van het ware, het goede en het schone overschouwt, ziet dat de armen van de drie gratiën door de geschiedenis uiteengerukt zijn,” schreef hij onder meer. “Zelfs Matisse’s wulpse rondedans is geëindigd in verknipte collages.
Was het eigenlijk anders in 1717? Is er herstel mogelijk? Une nouvelle alliance gevoed door kennis, liefde, mentale prikkels en de ultieme hoop die schoonheid toch altijd in zich draagt?” Over die hoopvolle schoonheid ging het ook op een latere Studiedag van Ritus en Tempelbouw.

Doorwrochte analyses van de maçonnieke gezondheidstoestand zijn er al veel gemaakt, ook recentelijk nog bij de grootmeesterverkiezing van het GON. Maar dat heeft nog nauwelijks geleid tot inspirerende evocaties van een nieuwe vrijmetselarij; daarvoor zouden toch allereerst ideeën ontwikkeld moeten worden over waaraan een maçonnieke aanpak inhoudelijk en praktisch zou moeten voldoen in een zich ontwikkelende nieuwe maatschappij, met enerzijds een toverachtig opbloeiend transhumanisme en anderzijds een toenemende onverdraagzaamheid die de sfeer verpest en zelfs dood en verderf zaait. Levenskunst op het scherpst van de snede, een gedurfde, vernieuwende, uitzonderlijke en hoogst individuele methode van betekenisgeving, rituelen die niet willen behagen maar mee willen slepen, daar zou de loge het theater voor moeten zijn, en uit eigen ervaring weet ik dat zij dat in vele gevallen ook is. Ik denk aan mijn eigen loge, een van de ‘loges fondatrices’ die de vrijmetselarij in Nederland vleugels gaven en nog steeds proberen te geven.

Analyses

Ik denk ook aan de rijke veelzijdigheid van de loges die ik de afgelopen tijd in Vlaanderen bezocht heb, met hun vaak met hartstocht beleden trouw aan de oorspronkelijke maçonnieke symboliek en rituelen, en met de al even grote passie voor eigenzinnige vormen waarmee ze zich op aansprekende wijze in de culturele werkelijkheid van de eenentwintigste eeuw willen manifesteren. Met Fichte en De Mist hoeven we in de buitenwereld echt niet meer aan te komen.

Laten we hardop blijven dromen over levensbeschouwelijke verbinding die meer is dan een setje regels voor wie we als onze geestelijke metgezellen erkennen. De keuze voor regulier ter ziele gaan of revolutionair herrijzen lijkt me niet moeilijk.

Een caleidoscoop aan verhalen op een podium voor ontmoeting, bezinning en verdieping.