Skip to main content

In maçonniek verband roept de naam Franz Kafka vragen op.Verwijst het epitheton kafkaiaans niet naar de notie van het absurde, naar het perspectiefloze wereldbeeld van de enkeling, op de dool in het bureaucratische labyrint? En staat dat niet haaks op het maçonnieke credo van de hoop? Bovendien wist Franz Kafka weinig af van de vrijmetselarij, zoals blijkt uit een notitie in zijn dagboek op 20 mei 1922, twee jaar voor zijn overlijden:”De vrijmetselaars op de Altstädter Ring. De mogelijke waarheid van elk woord en van elke leer.”

Franz Kafka lijkt ervan uit te gaan dat de vrijmetselarij er een leer op nahoudt. Dat is natuurlijk niet het geval indien we onder ‘leer’ een geheel van waarheden verstaan dat elk lid van de broederschap zou moeten onderschrijven. Een andere dagboekaantekening uit datzelfde jaar, geschreven op 23 januari 1922, klinkt vrijmetselaars wellicht beter in de oren. Daarin maakt Kafka de balans van zijn leven op en hij gebruikt daarvoor een maçonniek herkenbaar beeld: “Het was alsof mij, zoals aan iedere mens, het middelpunt van de cirkel werd gegeven en alsof ik vervolgens, zoals iedere mens, de beslissende straal moest afstappen, om de mooie ronde cirkel te tekenen. In plaats daarvan heb ik voortdurend de aanloop tot de cirkel genomen, maar steeds weer heb ik die onmiddellijk moeten afbreken. In het middelpunt van de denkbeeldige cirkel zijn er talloze afgebroken stralen, er is geen plaats meer voor een nieuwe poging; geen plaats meer betekent ouderdom, zwakke zenuwen, geen poging meer betekent het einde.” Geen lezer zal ontkennen dat dit defaitistische woorden zijn van een man die zijn einde naderbij zag komen. Kafka overleed een goede twee jaar later, op 3 juni 1924. Maar de vele pogingen op zich wijzen toch ook op vasthoudendheid, gedrevenheid en zin voor perfectie, wat al uit het symbool van de cirkel blijkt.

De onveranderlijkheid van het kleine en de onveranderlijkheid van de macht, dat zijn misschien wel de meest dwangmatige thema’s van deze schrijver. Tekening: Bill Bragg bij een uitgave van Het proces.

Zin voor perfectie was eigen aan de schrijver Franz Kafka. Zijn stijl wordt gekenmerkt door verfijning en vertoont geen spoor van retoriek. Zijn teksten – inmiddels een eeuw geleden tot stand gekomen – zijn bestand gebleken tegen de erosie van de tijd. De Kafka-lezer kan zich dan ook blijven verheugen op steeds weer nieuwe uitgaven en vertalingen. Wat het Nederlandstalig gebied betreft, verscheen bij Athenaeum-Polak & Van Gennep in 2022 nog het Verzameld proza in een doordachte vertaling van Willem van Toorn. Bij dezelfde uitgeverij werd in 2021 overigens ook De tekeningen (bezorgd door Andreas Kircher) gepubliceerd. Kafka lezen is altijd weer een buitengewone ervaring omdat het literatuur is van een buitengewoon hoog niveau. Alleen stelt de schrijver de lezer (en dus ook de commentator, de essayist, de vertaler) voor een gewetensprobleem, omdat hij bij testament zijn geschriften niet voor overlevering bestemd heeft. et existentiële rechtsgeding waarin Franz Kafka, jurist van vorming, als zijn eigen aanklager optreedt en zichzelf zijn menselijke tekortkomingen verwijt, is tegelijk het proces van zijn schrijverschap. Het beeld van de afgebroken cirkelradius is van toepassing op leven én werk als samenhangend geheel. Heel wat teksten bleven onvoltooid in de lade liggen, waaronder het manuscript van Het proces,

zijn bekendste roman. Het manuscript werd geschreven in de periode 1914-1915 en voor het eerst gepubliceerd in 1925, een jaar na Franz Kafka’s overlijden.

Het hoofdpersonage is een zekere Josef K., die wordt aangeklaagd zonder dat daar een goede reden voor is, en die wordt gearresteerd zonder dat hem de boeien worden omgedaan. De roman beschrijft de vergeefse zoektocht van de beschuldigde naar zijn aanklagers en rechters, die hij nooit te zien krijgt.

Het meest beklemmende hoofdstuk speelt zich af in de kathedraal (‘Im Dom’), een plaats waar geen licht in de duisternis kan schijnen, het uiterste tegendeel van een maçonnieke tempel die baadt in inwijdingslicht:

“Wat een noodweer moest het buiten zijn! Dat was geen sombere dag meer, dat was al het holst van de nacht. Geen gebrandschilderd glas in de grote ramen was in staat de donkere muur ook maar met een schim van licht te onderbreken. En juist nu begon de koster de kaarsen op het hoofdaltaar een voor een te doven.”

Daar ontmoet Josef K. een geestelijke, die zich kenbaar maakt als de aalmoezenier van de gevangenis en die behoort tot het mysterieuze gerechtsapparaat. Josef K. krijgt van hem een parabelachtig verhaal te horen, dat volgens de geestelijke deel uitmaakt van ‘de inleidende teksten tot de wet’. Het is de geschiedenis van een man die van het platteland komt en die toegang vraagt tot de wet. De wachter voor de poort bezweert hem dat hij hem nu geen toegang kan verlenen, hoewel de poort wagenwijd openstaat. De man probeert naar binnen te kijken, waarop de wachter de man vertelt dat hijzelf slechts de laagste in rang is en dat de man de aanblik van de derde wachter al niet meer zou kunnen verdragen. De man wacht vele jaren voor de poort en doet vele pogingen om te worden toegelaten. Op het einde van zijn leven, als alle pogingen mislukt zijn, vraagt de ouderling ten slotte hoe het komt dat al die tijd niemand anders toegang tot de wet vroeg. De wachter antwoordt daarop met een sibillijnse paradox:

“Hier kon niemand anders toegang krijgen, want deze ingang was alleen voor jou bestemd. Ik ga nu heen en sluit de poort.”

Hoewel het verhaal volgens de geestelijke moet voorkomen dat iemand zich een verkeerde voorstelling van de rechtbank maakt, vindt K. dat het de verwarring alleen maar vergroot. Als de geestelijke bovendien zegt dat de wachter als vertegenwoordiger van de wet boven elk menselijk oordeel staat en dus een soort onfeilbaarheid geniet, stelt Josef K. met een onvergetelijke zin dat “de leugen tot wereldorde wordt gemaakt.”

“Die Lüge wird zur Weltordnung gemacht.”

Geconfronteerd met de ondoorzichtige hierarchie van rechters vindt Josef K., evenmin als de man van het platteland, toegang tot de rechtbank. Zonder dat hij ooit met zijn rechter in contact kwam en zonder dat ooit een vonnis werd uitgesproken nemen twee onbekenden hem op een avond mee naar een afgelegen steengroeve, waar dan plots het licht in de duisternis schijnt:

“Zijn blikken vielen op de hoogste verdieping van het aan de steengroeve grenzende huis. Zoals een licht opflikkert, zo weken de openslaande ramen van een venster daar uiteen, een door de verte en hoogte vage en dunne mensfiguur boog met een ruk ver voorover en strekte zijn armen nog verder uit. Wie was dat? Een vriend? Een goede mens? Iemand die meeleefde? Iemand die wilde helpen? Was het een enkeling? Was het iedereen? Was er nog hulp? Waren er bezwaren die men vergeten was? Zeker waren die er. De logica is weliswaar onaantastbaar, maar tegen een mens die wil leven kan ze niet op. Waar was de hoge rechter die hij nooit gezien had? Waar was de hoge rechtbank, die hij nooit had bereikt? Hij stak zijn handen omhoog en spreidde al zijn vingers.”

“Waren er bezwaren die men vergeten was?” Welke vrijmetselaar denkt daarbij niet aan de vraag die wordt gesteld voor de inwijding in de eerste graad en die de aanwezige broeders de kans biedt een laatste tegenargument te berde te brengen of ‘te zwijgen tot in der eeuwigheid’. Alleen worden in Het proces bezwaren à décharge bedoeld, die echter niet worden aangevoerd. De duisternis grijpt het licht, alsof het ging om een geperverteerdeversie van het Johannesevangelie. Het proces eindigt in vernedering, waartegen in het juridische labyrint kennelijk geen verdediging of bescherming bestaat. Josef K. wordt uiteindelijk omgebracht “als een hond” (“wie ein Hund”).

In de ‘sociale’ media kan een en dezelfde persoon optreden als aanklager, rechter en beul

Kafka’s werk is vaak in verband gebracht met de verschrikkingen van totalitaire regimes en de frustraties van onze bureaucratische wereld. Het heeft zeker nieuwe actualiteitswaarde gekregen omdat in de zogenaamde sociale media een en dezelfde persoon kan optreden als aanklager, rechter en beul. Bovendien heeft menig slachtoffer al mogen ervaren dat in die media veroordeling en straf naadloos op elkaar aansluiten.

Kafka gebruikte graag een Chinese setting voor de beschrijving van de relatie tussen het kleine en het grote. Dat is voor hem altijd een machtsverhouding, zoals het geval is in zijn kort verhaal Een boodschap van de keizer (1917):

“De keizer – zo wordt gezegd – heeft jou, als eenling, als jammerlijke onderdaan, als piepkleine, voor de keizerlijke zon in de verste uithoek gevluchte schaduw, juist jou heeft de keizer van zijn sterfbed af een boodschap gezonden.”

Met één pennentrek schetst de schrijver hier een indrukwekkend hiërarchisch spectrum: aan het ene uiteinde de onooglijk kleine man, zo schuw als een schaduw, aan het andere uiteinde de zonnekeizer, de belichaming van absolute macht. Het is alsof Kafka de benen van een passer open plooide tot hun uiterste stand, zodat van een mooie cirkel überhaupt geen sprake meer kan zijn.

De onveranderlijkheid van het kleine en de onveranderlijkheid van de macht is misschien wel het meest dwangmatige thema van deze schrijver. Indien zijn proza wel eens als surrealistisch werd gebrandmerkt, dan is het toch ook niet wereldvreemd. Niet alleen in Kafka’s fictie, maar ook in de moderne geschiedenis reïncarneert het keizerschap in zijn volle glorie. Het staatsbestel onder Mao was in weerwil van het officiële communisme autoritair en hierarchisch gestructureerd. Indien Mao niet in naam de keizer was, dan genoot hij toch met volle teugen van alle keizerlijke voorrechten. Volgens sommige China-kenners heeft ook de huidige leider Xi Jinping een keizerlijk monopolie op de macht verworven. En er zijn nog andere machthebbers die een imperiaal aura uitstralen.

Filmbeeld uit The trial (Orson Welles, 1963): K. Zakt steeds dieper in de doolhoven van regels, constructies en formaliteiten, terwijl hij meer bekeken en vervolgd wordt.

De dromer op de laagste sport van de hiërarchische ladder was misschien een van de ontelbare arbeiders die in keizerlijke tijden het beste van zichzelf en zelfs hun leven gaven bij de bouw van de Chinese muur. Volgens Kafka waren die operatieve metselaars ongeduldig om hun arbeid te voltooien, maar voor de rest vertoonden zij veel gelijkenissen met hun speculatieve collega’s:

“Het waren mannen die veel over de bouw hadden nagedacht en niet ophielden erover na te denken, die zich bij de eerste steen die zij in de grond plaatsten al haast vergroeid voelden met de bouw. Zulke mannen werden natuurlijk behalve door de drang het zorgvuldigste werk te leveren ook gedreven door het ongeduld het bouwwerk uiteindelijk in zijn volmaaktheid te zien verrijzen.”

In dit verhaal over de bouw van de Chinese muur (1917) krijgt  de tragiek van het onvoltooibare een mythische dimensie. Merkwaardig is dat ook hier de cirkel als symbool van onbereikbare perfectie opduikt. Gevorderde bouwers aan de Tempel der Mensheid zal de aanhef van het verhaal vertrouwd in de oren klinken:

“De Chinese muur is op zijn noordelijkste punt voltooid. Uit het zuidoosten en het zuidwesten naderden de delen elkaar om hier samengevoegd te worden. Dit systeem van bouwen in gedeelten werd ook in het klein binnen de twee grote arbeidslegers, het oostelijke en het westelijke leger, toegepast. Dat ging zo, dat er groepen van ongeveer vijfentwintig arbeiders werden gevormd die een muurgedeelte van ongeveer vijfhonderd meter lang moesten optrekken, een naburige

groep bouwde dan een muur van gelijke lengte naar hen toe. Maar als dan de verbinding voltooid was, werd de bouw niet aan het eind van deze duizend meter verder gezet, de groepen arbeiders werden juist naar heel andere streken gestuurd om aan de muur te bouwen.”

Het bouwen in de diaspora krijgt de omvang van een universeel symbool, vergelijkbaar met de onuitputtelijke symboliek van de toren van Babel, die ook in Het stadswapen, een kort verhaal uit 1920, tot Kafka’s verbeelding sprak. Ook de analogie met de maçonnieke bouw ligt voor de hand, als was de vertelling over de Chinese muur het symbolische verhaal van de vele afscheidingen, die onze idee van eenheid tot een mythe op zich hebben gemaakt. De centrale paradox – namelijk dat er grote verdeeldheid heerst, misschien juist doordat zoveel mensen hetzelfde doel trachten te realiseren – is de vrijmetselarij immers niet vreemd.

Man zwischen Gittern. Franz Kafka, 1924.

Toen Franz Kafka op veel te jonge leeftijd de balans van zijn leven opmaakte, was het alsof de fragmentarische bouw van de Chinese muur symbool stond voor zijn onvoltooide oeuvre. Zijn ‘filosofisch testament’ kunnen wij interpreteren als de laatste wilsbeschikking van een onverbeterlijke perfectionist: alles wat hij aan het papier had toevertrouwd, geschriften en tekeningen, wilde hij aan het vuur prijsgeven. De schrijver belastte zijn beste vriend Max Brod met die opdracht. Het is ironisch dat Kafka, die zichzelf wilde wegschrijven, die spoorloos wilde opgaan in de ijle brandlucht boven het labyrint, een van de meest gelezen, vertaalde en becommentarieerde auteurs in de moderne en postmoderne wereld is geworden. In heel wat talen is zijn naam, die hijzelf afkortte tot de initiaal ‘K’, zelfs een begrip geworden.

Een van zijn aforismen luidt: “De ware weg gaat over een koord dat niet hoog in de lucht is gespannen, maar vlak boven de grond. Het lijkt meer bedoeld om te laten struikelen dan om op te lopen.”

De paradox is niet uit de weg te gaan voor wie helder ziet onder de blinddoek.

“Der wahre Weg geht über ein Seil, das nicht in der Höhe gespannt ist, sondern knapp über dem Bodem. Es scheint mehr bestimmt stolpern zu machen, als begangen zu werden.”